Mattheus 5, 6 en 7 staat bekend als de bergrede. Jezus zelf geeft in dit stuk onderwijs aan Zijn discipelen en de toon wordt meteen gezet in de eerste verzen van hoofdstuk 5, waar de zaligsprekingen worden uitgesproken. Armen van geest, treurenden, zachtmoedigen, zij die dorsten naar de gerechtigheid. Barmhartigen, reinen van hart en vredestichters. Jezus zegt over hen: Zalig zijn zij. Jezus zegt ook over hen die vervolgd worden: Zalig zijn zij. Met name dit laatste heeft me altijd aangesproken, waarbij ik mezelf vaak de vraag stelde: Waar zie ik dat terug in mijn eigen leven? Merk ik iets van die vervolging? En: Zou ik er iets van moeten merken? Er zijn meerdere antwoorden mogelijk op deze vraag, maar in de kern geloof ik dat het erop neerkomt dat we onszelf ‘zorgen’ moeten maken als we er níets van merken.
Jezus gaat immers verder: We zijn het zout van de aarde, en het licht van de wereld. Hij roept ons op om ons licht te laten schijnen voor de mensen, dat zij onze goede werken zien, en onze Vader die in de hemelen is, verheerlijken. (5:16) Het is nogal een opdracht en verantwoordelijkheid die Jezus ons geeft. Hoe ga ik hiermee om? En u?
Gebed is cruciaal.
Voordat Jezus spreekt aan het eind van hoofdstuk 6 over bezorgdheid, wordt de context geschetst. Specifiek spreekt hij over het gebed. (6:5-10) Onze Vader weet wat we nodig hebben, al voordat we bidden. Toch wil Hij gebeden worden, en jaren geleden leerde ik al dat gebed met dankzegging zou moeten beginnen. God is immers goed, ook in het ‘Onze Vader’ leert Jezus ons dit principe: Uw Naam worde geheiligd, Uw Koninkrijk kome, en Uw wil geschiede, zowel in de hemel als op aarde. Zoals veel onderwerpen hier benoemd: Het vasten, wat wordt besproken in verzen 16-18 is een studie op zichzelf waard.
Dan bezorgdheid: We herkennen het allemaal, de zorgen die we hebben, over ons zelf, over onze familie, vrienden, broers en zussen. Zorgen over de wereld: Covid is nog niet weg en de volgende crisis dient zich aan. Oorlog in Europa, wat ook ons veel meer raakt dan andere oorlogen die er waren en zijn, vaak verder weg en op kleinere schaal. En dichterbij: ziekte, pijn en moeite. En toch zegt Jezus: Wees niet bezorgd. Heel specifiek worden een aantal zaken benoemd, waaronder eten, drinken, kleding, ons leven. Jezus zegt daarover: Maak je geen zorgen. Verzamel ook geen schatten op aarde (6:19), onze Vader weet immers wat we nodig hebben (6:32). Ik hoor u denken: Gemakkelijk gezegd, maar de situatie is niet gemakkelijk, en hoe dan? Hoe kan ik me nou geen zorgen maken? Het antwoord vinden we in vers 33: Zoek eerst het Koninkrijk van God en Zijn gerechtigheid.
Laten we dat doen: Zijn Koninkrijk en gerechtigheid zoeken. Dan immers zullen deze dingen ons gegeven worden, waarbij ‘deze dingen’ overigens niet slaat op ‘de schatten op aarde’ uit vers 19, maar op ‘al deze dingen die u nodig hebt’ uit vers 32. Gebed is cruciaal. Bid en u zal gegeven worden, zoek en u zult vinden, klop en er zal voor u opengedaan worden. Misschien niet op uw en mijn tijd, maar op Gods tijd, en dat is goed, want God is goed.