We staan weer aan het begin van een nieuw gemeente-seizoen. De vakantie is voor de meesten van ons voorbij. We zijn of gaan weer aan het werk en de scholen beginnen weer. Over het algemeen doen we dat met hernieuwde moed en energie. Misschien hebben we wel ontzettend veel zin (en dat is mooi!) om de handen weer uit de mouwen te steken, ook in onze gemeente.

In Psalm 127:1 staat dit overbekende vers: “Als de Heere het huis niet bouwt, tevergeefs zwoegen de bouwers eraan, als de Heere de stad niet bewaart, tevergeefs waakt de wachter.” Naar onze situatie vertaald, betekent dit dat we bij alles wat we doen (“bouwen” en “waken”) afhankelijk zijn van God. We kunnen nog zoveel willen ondernemen, organiseren, plannen, enz., het uiteindelijke resultaat ligt in Gods hand. Hij moet ons werk willen zegenen. En dat zal Hij doen als datgene waar we mee bezig zijn, ook Zijn goedkeuring heeft, als het ‘naar Zijn wil’ is. Sterker, dan zal Hij volgens Psalm 127 in feite zélf de bouwer en bewaker zijn. Wat past dit vaak weinig bij ons. We zijn in deze tijd en in onze maatschappij, ook als christenen, zo opgevoed met de gedachte dat we vrije en onafhankelijke individuen (moeten) zijn. We moeten ons ‘mannetje’ staan op de werkvloer, in de samenleving. Maar God vraagt van Zijn kinderen juist dat we ons afhankelijk van Hém willen maken.

Bij alles wat we doen, zijn we afhankelijk van God.

Wat is het dan belangrijk om bij elke taak vooraf en voortdurend de nederige houding aan te nemen die beschreven staat in Psalm 123:1-2:
Ik sla mijn ogen op naar U, Die in de hemel zit.
Zie, zoals de ogen van dienaren gericht zijn op de hand van hun heren
en zoals de ogen van een dienares gericht zijn op de hand van haar meesteres,
zo zijn onze ogen gericht op de HEERE, onze God, totdat Hij ons genadig is.

Zullen we op déze manier het nieuwe seizoen ingaan? Vragend naar Gods wil en vragend om Zijn hulp bij alles wat we doen?