Het vakantieseizoen zit er zo gaandeweg voor iedereen wel zo’n beetje op en de dingen van alle dag hernemen hun loop. Velen van ons hebben de vakantie genoten en zijn daarin wellicht opnieuw onder de indruk gekomen van Gods grootheid in Zijn schepping, en dit is ook wel logisch want de Here God heeft zich, naast Zijn Woord, ook aan ons geopenbaard in Zijn machtige scheppingswerk (Romeinen 1:20). Maar niet ieder mens is bereid daarin de hand van de Almachtige te zien. Dit bemerkte ik opnieuw toen ik mijn kleinzoon David van 12 jaar van school haalde. Hij stapte in de auto en begon meteen zijn verhaal. Hij had een zeer ernstig gesprek gehad met Mike, want Mike, zo vertelde hij was geenszins van plan in God te geloven. Mijn kleinzoon vond dat maar niks en had zijn klasgenoot dan ook vermaand om maar eens goed om zich heen te kijken en hem vervolgens te vertellen waar die hele wereld dan toch wel vandaan was gekomen. Mike was kennelijk goed voorbereid op deze simpele vraag en had zijn antwoord dan ook paraat. “Kijk, David; de wereld die jij bedoelt is helemaal niet geschapen maar die is gewoon ontstaan doordat er twee kometen op elkaar zijn gebotst, zo heb ik dat gelezen.” “Wat heb je Mike daarop geantwoord?”, vroeg ik hem. Nou, opa; “ik heb alleen maar gevraagd waarom die kometen niet langs elkaar heen konden gaan en waar die dingen vandaan zijn gekomen.” “Ik had gedacht dat hij dat ook wel zou weten maar Mike werd alleen maar heel erg boos.”
Nog niet zo lang geleden was ik bij mijn jongere broer op bezoek, een prima vent van wie ik veel houd maar die ik ‘geestelijk’ kwijt ben omdat hij (evenals de jonge Mike) behept is met een ongelooflijk groot geloof in het spontaan ontstaan van alles uit niets. Toen hij even met wat andere dingen bezig was pakte ik een boek uit zijn boekenkast. De titel van dit boek was ‘God als misvatting’, geschreven door Richard Dawkins, een groot wetenschapper en tevens strijdbaar atheïst.
Toen ik zo de titel van dat boek even overdacht moest ik terugdenken aan het gesprekje met m’n kleinzoon over de nog jonge Mike die zo boos werd omdat hij niet zo snel wist waar de kometen vandaan kwamen. Wanneer je echter het boek van een briljant wetenschapper als Dawkins openslaat lees je eigenlijk dezelfde boosheid, wat trouwens ook al blijkt uit de titel van dit boek. Het motief tot het schrijven van zo’n boek komt duidelijk voort uit ‘afkeer van God’, niet uit ‘liefde tot de wetenschap’. Eerlijke wetenschap kan toch niet gediend zijn met een telkens opnieuw bedachte theorie welke na verloop van enige tijd toch weer ‘beperkt houdbaar’ blijkt en het is ‘niet te geloven’ welke theorieën wetenschappers als Dawkins ‘overhoop halen’ om toch maar het bestaan van de Here God te kunnen ontkennen.
Alleen een dwaas kan zeggen, er is geen God.
Laatst vertrouwde een kennis van mij me toe dat hij de Bijbel niet meer hoefde te geloven omdat hij gelukkig had geleerd ‘zelf na te denken’. Ik mocht hem wijzen op uitnemende wetenschappers als Louis Pasteur, Blaise Pascal, Isaac Newton en vele anderen. Zij allen bedreven wetenschap vanuit hun christen-zijn en je kunt van deze lui toch niet zeggen dat ze ‘te beroerd waren om na te denken’. Nee, de Romeinenbrief is er ‘klip en klaar’ over. De Here God verwijt de mens dat deze Hem niet heeft willen kennen in de grootheid van Zijn schepping (Romeinen 1:21) en dat Hij hen daarom heeft overgegeven aan een verwerpelijk denken (Romeinen 1:28). Wanneer we de ongelooflijke gecompliceerdheid en grootheid van de schepping aanschouwen en overdenken kan ons dit slechts tot verwondering en aanbidding van de Schepper brengen en doen beseffen dat “alleen een dwaas kan zeggen, er is geen God.” (Psalm 14:1; 53:2).